Jean Delhaye volgt zijn laatste studiejaren bij Victor Horta aan de Academie voor Schone Kunsten en gaat bij hem aan de slag in 1934. Vanaf de jaren 50 gaat hij een hardnekkige strijd aan voor het behoud van de gebouwen van zijn meester voor wie hij een grote bewondering heeft. Hij redt ook wat er nog rest van de geschriften van Horta, evenals vele meubels, fragmenten van afgebroken gebouwen en tal van gipsvormen. Op zijn initiatief wordt in 1969 het Hortamuseum ingericht in de persoonlijke woning en het atelier van de architect Jean Delhaye heeft een belangrijke rol gespeeld in de postume erkenning van de meester van de art nouveau en van de Belgische art nouveau in het buitenland.